Genen zorgen voor de opslag van genetisch materiaal, de blauwdruk. Evolutionair gezien zijn genen erg stabiel. Ze passen zich maar langzaam aan. Dit betekent dat wij nog steeds leven met genetische informatie van 40.000 jaar geleden. Onze genen leven nog in de oertijd en zijn dus nog steeds ingesteld op het eten van natuurlijk voedsel.
40.000 jaar geleden kon de mens zich alleen maar voeden met dat wat in de natuur voorhanden was. Bovendien had je geen koelkast en geen supermarkt, je moest op pad en voedsel zoeken. Je bewoog nuchter. Soms vond je iets, soms niet, soms lag het vlak in de buurt, soms moest je langere tijd achter voedsel aan. Je ging zuinig om met je reservevoorraden want het kon wel even duren voor je iets vond. Je verbrandde vet om het systeem te kunnen voorzien van energie. Vond je meer dan direct noodzakelijk dan sloeg je het overtollige op als vetweefsel.
Tegenwoordig is er overal en altijd eten voorhanden. Bovendien hoef je niet ver te lopen om het te vinden. De hoge (en voortdurende) glucose inname dwingt je over te gaan op een glucose verbranding. Het systeem is nog steeds ingesteld op ‘zuinig-aan’ en slaat al het overtollige op als vetweefsel. De reservevoorraden worden echter nooit aangebroken…..
De mens is perfect gemaakt voor het eten wat hij zou moeten eten. 40.000 jaar geleden vond je alleen natuurlijke en onbewerkte voedingsmiddelen: wild, gevogelte, vis, insecten, eieren, noten, zaden, paddenstoelen, bladeren, bloemknoppen, knollen, wortels en vruchten. Moedermelk gaf je aan je eigen nageslacht (en dat deden de beesten ook). Graszaad leverde onvoldoende op dus dat liet je staan. Nu vind je: suiker, cola, drop, chips, melk, graan, pizza’s, geur- kleur- en smaakstoffen, aspartaam, drinkontbijtjes, energiedrankjes en light producten. Je komt vulstoffen, bestrijdingsmiddelen, weekmakers en gifstoffen tegen. De fabriek doet het werk, er wordt geëmulgeerd, gehydrogeneerd, geknutseld en voorverpakt. Met de introductie van een ‘westers voedingspatroon’ (feitelijk met de introductie van steeds meer ‘gemaksvoedsel’ en ‘designerfoods’) zijn ook beschavingsziekten geïntroduceerd. Bij (nu nog steeds levende) jager- verzamelaars komen deze ziektebeelden niet voor, dat geeft toch te denken. En het klopt, we leven langer dan een jager-verzamelaar (dit heeft met de hoeveelheid voedsel te maken; we kennen geen schaarste) maar we leven helaas ook langer in ongezondheid…..
Voedingsmiddelen bestaan uit voedingsstoffen. Hierbij kunnen we een onderscheid maken in macronutriënten en micronutriënten. Eiwitten, vetten, koolhydraten en water zijn macronutriënten. Zij zijn energie en/of bouwstoffen leveranciers. Kenmerk is dat het lichaam deze stoffen in grotere hoeveelheden nodig heeft. Water en groente- en fruitvezels leveren geen energie, maar vallen evengoed onder de macronutriënten. Vitaminen, mineralen, sporenelementen en plantenstoffen (fytonutriënten) zijn micronutriënten. Het lichaam heeft er maar weinig van nodig, maar ze zijn wel essentieel voor ons functioneren. Zonder de micronutriënten kunnen de macronutriënten niet goed worden omgezet. Iedere voedingsstof moet in de juiste hoeveelheid worden aangeboden en er moet een goede balans zijn tussen macro- en micronutriënten
Water is een essentiële voedingsstof voor het lichaam. Het omspoelt de cellen en is als het ware het “aquarium” waar alles in gebeurt. Het dient als transportmiddel van voedingsstoffen en stofwisselingsproducten. Het is nodig voor de citroenzuurcyclus (energie-aanmaak). Het regelt de lichaamstemperatuur en speelt bovendien een rol bij de soepelheid van het lichaam. Een volwassene heeft per dag 2 – 3 liter vocht mét mineralen nodig. 1 liter water met 1/4 – 1/2 tl ongeraffineerd zeezout geeft de meest ideale verdunning; het bevat een breed spectrum aan mineralen. Besef dat gewoon keukenzout (NaCl) ontdaan is van alle essentiële mineralen waardoor het bloeddrukverhogend werkt. Kruidenthee of verdund groentesap zijn redelijke alternatieven. Gewone koffie en zwarte thee werken vochtafdrijvend, warm weer en sport vragen meer vocht.
De spijsvertering begint al in de mond. Kauwen zorgt er reflectorisch voor dat de aanmaak van spijsverteringsenzymen en de groeifactor voor darmepitheelcellen wordt gestimuleerd. Het voedsel wordt beter verteerd en de darm blijft in een betere conditie. Haast en stress stimuleren de cortisolproductie en vertragen de spijsvertering. Cortisol werkt vernietigend in op de groei van de darmepitheelcellen en het herstel van ander sneldelend weefsel.
Gebruik veel verse producten zonder kunstmatige toevoegingen, bij voorkeur van biologische teelt. Biologische producten bevatten minder belastende bestrijdingsmiddelen en zijn veel rijker aan fytonutriënten. Hoe meer een plant zich moet ‘verdedigen’ tegen aanvallen van buitenaf, hoe meer fytonutriënten er aangemaakt worden. Bespoten planten hoeven zich niet of nauwelijks te verdedigen en bevatten daardoor minder fytonutriënten. Fytonutriënten hebben een enorm gezondheidsbevorderende werking. Ze worden omgekeerd evenredig (hoe meer fytonutriënten, hoe minder klachten) in verband gebracht met hart- en vaatziekten, kanker, auto-immuunziekten, allergieën en ontstekingsziektebeelden.
Ongeraffineerde (lees: onbewerkte) en natuurlijke producten zijn rijk aan vezels, vitaminen en mineralen. Gebruik daarom dagelijks ruim voldoende groenten, fruit, paddenstoelen, knollen en wortelgewassen.
Geraffineerde (lees: designer) producten zijn arm aan voedingsstoffen. De productie en de bewerking in de fabriek gaat ten koste van waardevolle vitaminen en mineralen. Als we geraffineerde producten eten kost de verwerking ervan extra vitaminen en mineralen. Bovendien vormen deze producten een belasting voor alvleesklier (suikers) en lever (toevoegingen). Gebruik dan ook zo min mogelijk: meelproducten (brood, pasta, bloem); suiker en zoetstoffen (gebak, frisdrank); kant-en-klaar producten (pizza, magnetron maaltijden); producten in poedervorm (melkpoeder, puddingpoeder, puree, pakjes soep).
Het lichaam heeft vet nodig voor de ontwikkeling van de hersenen en het zenuwstelsel (CZS), de energieproductie en de aanmaak van belangrijke hormonen. Kies de juiste vetten: EPA en DHA (vis en wild vlees), omega 9 (olijfolie) en laurinezuur (kokosvet). Bij een gebrek aan EPA en DHA kan het CZS zich niet goed ontwikkelen. Linolzuur (zonnebloemolie, maiskiemolie, sojaolie, margarine, halvarine, bak- en braad) veroorzaakt ontstekingen en kan beter vermeden worden. Verwarmd linolzuur wordt toxisch, het bakken en braden in linolzuurbronnen wordt dan ook sterk afgeraden. Gebruik olijfolie, roomboter of kokosolie om in te bakken en roomboter om te smeren.
Eiwitten zijn nodig voor de aanmaak van hormonen, enzymen en alle lichaamsstructuren. Bij een eiwittekort zien we de kwaliteit van lichaamsstructuren en lichaamsfuncties teruglopen. Bovendien treden energie- en gewichtsbeheersingsproblemen op. Kies de juiste eiwitbronnen: 2/3 dierlijk (vis, vlees, eieren, insecten) en 1/3 plantaardig (noten, zaden, peulvruchten).
De eiwitten uit zuivelproducten van de koe zijn slecht te verteren en leveren weinig op. De eiwitten uit zuivelproducten van geit, schaap en paard zijn beter verteerbaar en een betere keus.
Dieren die natuurlijk gehouden worden (ecologisch) of in het wild leven bevatten zowel kwalitatief als kwantitatief betere eiwitten. Hoe minder beweging een beest krijgt, hoe slechter de eiwitten.
Beesten die gras of algen eten (of die beesten eten die gras of algen eten) kunnen daaruit EPA en DHA maken. Beesten die gevoerd worden met soja, mais of graan slaan met name linolzuur op in hun weefsel. De ‘gras-eters’ werken ontstekingsremmend, de ‘mais- soja- en graaneters’ werken ontstekingsbevorderend. Wild is beter dan kweek. Vlees, melk, kaas en eieren van ‘gras-eters’ bevat aanmerkelijk meer EPA en DHA dan melk, kaas en eieren van ‘mais- soja- of graan-eters’. Gekweekte vis wordt gevoerd met soja-bonen en graan en bevat alleen al om die reden veel minder EPA en DHA dan hun wilde soortgenoten.